Koetsieren, of het mennen van stadskoetsen, in Brugge

Het mooie en unieke kleinschalige Brugge en zijn straten, pleinen en de binnenstad zijn al honderden jaren onveranderd. Je hoort er weleens het klepperen van de hoefijzers op de antieke kasseien, en ook het dokkeren (het geluid van wielen op kasseien) van de koets. Dit geluid is al honderden jaren lang eigen aan de koetsen die rondrijden in de stad.

Het vakmanschap van Brugse Koetsier is sinds 1836 al gereglementeerd. Op 15 december 1838 blijkt uit het verslag van de Gemeenteraad, dat het 'beroep' van koetsier in een reglement gegoten werd. Een koetsier stuurt, ment de paarden (in enkel- of meerspan, een koets met één of meer paarden ingespannen). Koetsiers werden vroeger voornamelijk als taxi ingezet, overal in de stad met vaste standplaatsen; voor het vervoeren van o.a. dokters en primussen. Maar ze dienden ook voor de begrafenissen met de lijkwagens van de Stad Brugge, of als huurhouderij voor trouwerijen, dopen en communies. In 1888 waren er 57 officiële huurrijtuigen. Ook paardentrams en omnibussen zorgden in de stad voor personenvervoer. Koetsiers gebruikten historische rijtuigen zoals Victoria's, Berlines, Coupés, Landauers, Jan Plezier en paardentram.

Ondertussen zijn er in huidig Brugge zo’n 13 koetsen en 3 paardentrams vergund. Ze vormen vandaag een natuurlijke “ecomotor”, zonder benzine, diesel of elektriciteit, nog echte  natuurlijke paardenkracht (PK). Een paardentram (in tegenstelling tot een koets) is een rijtuig dat plaats biedt aan meerdere personen (meestal groepjes), getrokken door een ‘zwaarder paard’, meestal een echt Brabants/Belgisch trekpaard. Er zijn om en bij de 80 paarden geregistreerd, die gezien de moderne evolutie van dierenwelzijn, nog één dag werken en dan twee dagen rust krijgen. Tijdens de rust genieten ze meestal van een uitloop op weides of in een paddock. We maken gebruik van verschillende rassen, zoals Friezen, Arabo-Friezen en Warmbloedpaarden uit Holland, Freibergers (Zwitserland), Nonius (Hongarije), Belgische/Brabantse trekpaarden, Tinkers (meerkleurig) uit Ierland, Lipizzaners uit Oostenrijk of Hongarije, Arabo-Boulonnais en Comtois uit Frankrijk. Tal van Europese historische paardenrassen worden zo in stand gehouden. Mochten we als koetsiers en huurhouders niet meer met deze rassen werken, worden ze niet meer gefokt, getraind en raszuiver in stand gehouden, en verdwijnt dit levende historische erfgoed dat sedert de 17de eeuw meestal met stamboeken, historisch bijgehouden werd.

Ten gevolge van de motorisering van de andere voertuigen, zijn het sinds 1970 vooral toeristen die van de koetsen gebruikmaken. Brugge leent zich als UNESCO erkende kunsthistorische stad immers ideaal voor het rondrijden met paard en koets. Ook veel huwelijksaanzoeken worden gereserveerd met de koets, aan het Minnewater (Lake of Love). Op Valentijn kunnen we de vraag soms niet beantwoorden.

Koetsiers
Om en bij de 60 koetsiers (onder andere veel studenten) zijn vergund om toeristen door de stad te loodsen. De bestaande en door de Stad Brugge vergunde huurhouders (uitbaters) staan in voor de opleiding op technisch vlak binnen hun bedrijf. Ze zijn de eigenaars van de paarden, koetsen en tuigen en ook verantwoordelijk voor hun paarden, koetsiers en passagiers. De koetsiers zijn aangestelden voor de respectievelijk vergunde huurhouders.

Niet iedereen kan zomaar koetsier in de Brugge worden. Om het beroep van koetsier te kunnen uitoefenen heb je eerst en vooral paardenkennis en paardenverstand nodig, feeling om met deze dieren om te gaan en ze goed te verzorgen. Het rijden met paarden in een stad vraagt voornamelijk kennis en vooral verkeersmakke en betrouwbare paarden. Er is een basisopleiding paardenhouderij nodig. Jonge studenten (15 - 16 jaar) beginnen bijvoorbeeld via het systeem van Duaal leren/Syntra aan de beroepsopleidingen paardenhouderij. Pas als ze 18 zijn, kunnen ze in Brugge aantreden. Hier leer je hoe je omgaat met paarden, hoe je ze verzorgt en africht. Voor het fokken, aanrijden en africhten van de paarden - specifiek voor dit werk in de stad - is er dus aparte kennis nodig. Vanaf de leeftijd van vier à vijf jaar begint de africhting van een paard, met longeren, aanrijden onder zadel maar ook verkeersgewenning, inspannen en voor de koets brengen. Onze paarden zijn inzetbaar vanaf 6 à 7 jaar. Het fine-tunen gebeurt in de eigen bedrijven.

Koetsiers zijn vaak mensen die eerst al paardrijden en zich dan specialiseren naar het mennen met de koets; het gebruik van specifieke tuig nodig om te mennen, de verkeersveiligheid van het gespan maar ook dierenwelzijn en green deals.  Zo hebben we in Brugge een uitgebreid politiereglement, dat alles tot in de details regelt. Bovendien vangen we de paardenmest op in de in Brugge ontwikkelde mestzakken, en die mest wordt gerecycleerd voor de champignonkwekers. Via Toerisme Brugge is er ook een meertalige leidraad voor de juiste toeristische uitleg tijdens de rondrit. Jaarlijks dient de koetsier een door de stad uitgegeven vergunning te bekomen om dit beroep uit te kunnen oefenen. Vaste koetsiers blijven in (voltijds) dienstverband, enkel bij zeer slecht of winterweer, gaan ze enkele weken op economische werkloosheid. Jobstudenten, extra’s of particuliere vrijetijdskoetsiers vullen de diensten aan tijdens verlof of vakantie.

Tot na WO II was koetsier enkel een ‘mannenberoep’. Tegenwoordig zijn meer dan 75 % van de vergunde koetsiers vrouwen. Net zoals in de olympische paardensporten, hebben ze blijkbaar een beter ‘aanvoelen’, meer ‘Fingerspitzengefühl' om met deze edele dieren om te gaan.

Overdracht
De kennis en vakmanschap van koetsieren gaat meestal van binnen de familie verder. Gezien de grote investeringen van de uitbaters (stallen, weides, uitloop voor de paarden, milieu- en mestvergunningen) gaat de overdracht dus veelal van vader op zoon/dochter. Bovendien zijn de vergunningen van de stad niet te verkopen. Meestal gaan de bedrijven zelf verder, maar is er door de decennia heen toch wel een zekere rotatie. Ikzelf startte ooit als jobstudent bij een baas. Toen hij stopte en zijn kinderen geen interesse hadden, kreeg ik de kans om in dit beroep in te stappen. Ondertussen, na 50 jaar dienst, zijn mijn kinderen in de voetsporen getreden. Er zijn in die tijd geen vergunningen extra meer uitgegeven, maar de uitbaters wisselden wel voor hetzelfde aantal rijtuigen. Meestal zijn het dus mensen die van jongs af aan doorgroeien en de traditie en het ambacht verderzetten!

De Vzw De Brugse Koetsiers houdt dit erfgoed en deze traditie in stand. Koetsiers zijn echte ambassadeurs van het Brugse toerisme, net zoals in tal van kunsthistorische steden als Wenen, Salzburg, Krakow, Praag, Sevilla, Jerez de la Frontera, Sintra, Rome, … waar deze traditie van omgang met paarden nog in ere gehouden wordt. Oudere tuigen en antieke koetsen worden verzameld én gekoesterd voor het historische erfgoed op de maatschappelijke zetel van de Vzw. Ook oude etsen, literatuur, tijdschriften, boeken en catalogi over dit specifieke beroep worden daar in een bibliotheek bewaard.  Eén van de stallen is ook erkend als Paardenasiel door de Vlaamse Overheid (Dierenwelzijn). Het enige in West-Vlaanderen nota bene. Sommige van deze koetspaarden komen ook uit op internationale menwedstrijden tot op het niveau van Wereldkampioenschappen. World Horse Welfare in London, en ook FEEVA (de Europese Federatie van paardendierenartsen) kwam de werking en de inzet van deze paarden keuren, en stelde dat dit Brugse ambacht een schoolvoorbeeld is voor de moderne werking van paarden in het toerisme.

Koetsier in Brugge | © Jan Dhont, Visit Bruges